11 LITERATUUR en VERANTWOORDING

11.1 Boeken

  • Luisteren naar kinderen: Dr. Thomas Gordon
  • Kinderen zijn zichzelf: Joyce Gabeler & W. Weeda
  • De kwaliteit van de Nederlandse kinderopvang: R. van IJzendoorn, L. Tavecchio en M. Riksen-Walraven

11.2 Website: opvoeding, kinderopvang

www.boink.nl

www.ggdbzo.nl

11.3 Gordon cursussen:

Gordon Training Leidinggeven: Leidinggeven vanuit persoonlijk leiderschap en effectieve communicatie

Marianne Burgraaff
Burgemeester Damsstraat 50
5037 NS Tilburg
Mobiel: 06 233 07 187

11.4 Verantwoording

Tekst: pedagogische medewerkers en de directie van Nuna Kinderopvang.

10 NAWOORD

Het pedagogisch beleidsplan is af. Maar wat gebeurt er nu mee?

10.1 Voor medewerkers

Het pedagogisch beleidsplan wordt aan alle werknemers uitgereikt. Elke nieuwe medewerker die bij Nuna Kinderopvang komt werken moet dit pedagogisch beleid lezen en kennen. Ook stagiaires wordt in de beginfase al gevraagd om het pedagogisch beleidsplan te lezen en hiernaar te handelen. De medewerkers ondertekenen een formulier dat dit beleidsplan gelezen en begrepen is en dat zij zullen handelen volgens de richtlijnen. Op deze manier streven wij naar uniforme manier van werken met de kinderen die aan onze zorg zijn toevertrouwd. Zowel in het teamoverleg als in de persoonlijke (voortgangs)gesprekken met de leidinggevende, komen onderwerpen uit het pedagogisch beleidsplan aan bod. Het is daarmee tevens een controle instrument.

10.2 Voor de ouders

Alle ouders/verzorgers die een kind op Nuna kinderopvang hebben, kunnen een exemplaar van het pedagogisch beleid inzien op onze locatie. Op deze manier kunnen ouders/verzorgers toetsen of hetgeen zij ervaren op de kinderdagopvang strookt met wat in het beleidsplan staat beschreven. Daarnaast kunnen ouders/verzorgers in dit beleidsplan lezen of hun ideeën overeenkomen met die van Nuna Kinderopvang, zodat zij de goede keuze maken voor hun kind. Als een visie van een enkele ouder/verzorger afwijkt van de visie van Nuna Kinderopvang, dan dient dit beleid als stelregel.

9 RANDVOORWAARDEN

9.1 De accommodatie, binnen en buiten

9.1.1 Spelmateriaal

9.1.2 Inrichting binnen -en buitenruimte

9.2 De ouders/verzorgers

9.2.1 Communicatie met de ouders/verzorgers

9.2.2 De manieren van communiceren

9.2.3 Kennismaking

9.2.4 Pedagogisch uitgangspunten

9.2.5 Vertrouwd raken met pedagogisch medewerker en de groep (1e keer)

9.2.6 Vertrouwd raken met opvang binnen Nuna

9.2.7 Verantwoordelijkheden van de pedagogisch medewerkers

9.2.8 Verantwoordelijkheden van de ouders /verzorgers

9.2.9 Zieke kinderen

Om het pedagogisch beleid te realiseren moet aan aantal voorwaarden worden voldaan.

De accommodatie, binnen en buiten

Visie

De BSO kinderen hoeven niet altijd gecontroleerd te worden. In de groepen zijn hoekjes ingericht die kinderen aansporen iets met elkaar te ondernemen. Daarnaast is de ruimte open om tegemoet te komen aan de behoefte om vrij te bewegen. Ook buiten kunnen de kinderen zich op een paar plekjes verstoppen. Hekken zorgen voor de veiligheid van de kinderen en maakt het mogelijk dat de oudste zich kunnen bewegen zonder de kleine kinderen bijvoorbeeld omver te lopen.

9.1.1 Spelmateriaal

Het spelmateriaal heeft als doel een uitdaging te zijn voor de kinderen. Het materiaal is divers en stimuleert alle gebieden van ontwikkeling van kinderen. Het is gemaakt voor intensief gebruik en wordt regelmatig vernieuwd, uitgebreid en-waar mogelijk- tussen groepen geruild. De BSO kinderen spelen regelmatig buiten en laten zich niet ontmoedigen door noodweer. Vaak hebben ze op school veel binnen gezeten, waardoor ze de behoefte heb om buiten uit te razen. Binnen wordt er voornamelijk gebruik gemaakt van groepsspellen, knutselmaterialen, poppen, auto's, bouwmaterialen, verkleedkleren, computers en puzzels.

9.1.2 Inrichting binnen – en buitenruimte

De indeling en inrichting is op kinderen gericht. Het pand is ingedeeld in een aantal ruimtes. Bij binnenkomst is er aan de linkerkant een balie die bemand wordt door een of twee receptionistes. Tevens dient deze ruimte voor de administratie van Nuna Kinderopvang. De baliemedewerker en/of de administrateur opent de deur. Deze medewerkers zien door een camera wie er voor de deur staan. Tegenover de balie is de algemene toilet-, was- en serverruimte. Deze toilet is voor het personeel en gasten. Ook de BSO kinderen kunnen, onder toezicht, gebruikmaken van de algemene toilet. De kinderen van de dagopvang hebben een apart toilet/verschoonruimte. Deze ruimte is midden in het pand, voorzien van 2 ingangen zodat er door beide groepen gebruik gemaakt kan worden. De kantine en keuken voor personeel bevind zich naast de administratie.

Recht tegenover de ingang is de ruimte voor de BSO groep. Door middel van een tussendeur vanuit de BSO groep kom je terecht in een gang waar de slaapkamers zich bevinden. Wanneer je deze gang uitloopt kom je in de ruimte van de dagopvang. De dagopvang grenst aan de buitenspeelruimte. Deze is speciaal ingericht voor kinderen in de leeftijd van 0-4 jaar.

De kinderen van de BSO kunnen gebruik maken van het andere deel (grasveldje) van de tuin of kunnen onder toezicht van een pedagogisch medewerker op het grasveld achter het pand van Nuna Kinderopvang terecht. Wanneer het kind aantal het toelaat kunnen de dagopvang en BSO ook samen buiten spelen. Uiteraard altijd onder toezicht van de pedagogisch medewerkers.

De pedagogisch medewerkers zijn altijd aanwezig wanneer de kinderen buiten zijn. Kinderen vanaf 8 jaar, kunnen met toestemming van de ouders/verzorgers zonder toezicht buitenspelen. Belangrijk is dat de kinderen altijd overleg hebben met de pedagogisch medewerker als ze dit gaan doen. De ouders/verzorgers dienen hiervoor wel een speel-zelfstandigheid contracttekenen. Bij mooi weer worden parasols geplaatst, zodat de kinderen uit de zon met water of zand kunt spelen.

De hele buitenruimte is omheind en zijn er strikte afspraken over het open en sluiten van de poorten.

9.2 De ouders/verzorgers

Visie

Nuna Kinderopvang streeft ernaar om de (opvoedings)situatie van thuis en in de kinderopvang zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Een goed overleg en een goede samenwerking, waarbij het kind centraal staat is hiervoor van belang. Ouders/verzorgers kunnen wensen en gewoontes kenbaar maken en de pedagogisch medewerker probeert hier dan zoveel mogelijk rekening mee te houden. Op de dagopvang wordt het dagritme van thuis zoveel mogelijk aangehouden omdat dit in het belang van het jonge kind is. In de BSO groep kunnen kinderen zich al beter aanpassen aan het groepsritme. 

9.2.1 Communicatie met de ouders/verzorgers

Het contact met de ouders/verzorgers is de belangrijkste factor om de kwaliteit van de opvang op Nuna Kinderopvang te realiseren. Ouders/verzorgers kunnen tegenstrijdige gevoelens hebben wanneer zij de zorg van kinderen, hun dierbaarste bezit, aan anderen moeten overlaten. Door de professionele houding is de pedagogisch medewerker zich hiervan bewust en geeft de ouders/verzorgers dan ook de ruimte om hierover te praten. Het doel is dat de ouders/verzorgers vertrouwen krijgen in het feit dat hun kind zich prettig voelt tussen de andere kinderen en in goede handen. De pedagogisch medewerker is een mede opvoeder en hoe beter het contact hoe groter het wederzijds begrip.

9.2.2 De manieren van communiceren

  • De pedagogisch medewerkers zijn het eerste aanspreekpunt voor de ouders/verzorgers en zij kunnen vertellen hoe het met de kinderen gegaan is die dag.
  • Kinderen tot 4 jaar hebben een eigen schriftje. Hierin kunnen zowel de ouders/verzorgers als de medewerkers opmerkingen schrijven. Dit kan zijn over de ontwikkeling van het kind, maar ook gedrag en leuke, grappige en serieuze voorvallen die met het kind te maken hebben. Dit schriftje wordt hiermee een waardevol naslagboekje dat aan het eind van de opvang aan het kind kan worden meegegeven.
  • Ook op de BSO wordt elke dag een korte mondelinge overdracht gedaan door pedagogisch medewerker aan de ouders of verzorgers.
  • Op verzoek van de ouders kan bij de BSO ook gewerkt worden met een schriftje
  • Twee keer per jaar is er een 10-minuten gesprek. Hiervoor zullen de kinderen geobserveerd worden waarbij de bevindingen worden vastgelegd in het observatieformulier. Deze formulieren zullen de leidraad zijn voor de gesprekken.
  • Ouders/verzorgers hebben inzage in het dossier dat van een kind wordt bijgehouden.
  • Met toestemming van de ouders/verzorgers kan het dossier van het kind aan de basisschool beschikbaar worden gesteld.
  • Nuna Kinderopvang geeft minimaal viermaal per jaar een nieuwsbrief uit waar ouders/verzorgers over alle relevante onderwerpen rond Nuna Kinderopvang geïnformeerd worden.
  • Minimaal eenmaal per jaar organiseert Nuna Kinderopvang, in samenwerking met de oudercommissie, een ouderavond voor ouders/verzorgers. Daarbij kan over algemene pedagogische onderwerpen gesproken worden, zoals bijvoorbeeld het toelichten van de Gordon-methode. Tijdens deze ouderavond, maar ook daar buiten, kunnen ouders/verzorgers vragen stellen en ideeën en adviezen kenbaar maken. De directie van Nuna Kinderopvang staat hier zeker voor open, vooral als we hiermee onze kwaliteit kunnen bewaken en verder verbeteren.
  • In dit pedagogisch beleids- en werkplan vinden ouders/verzorgers de visie, uitgangspunten en opvoedingsdoelen, waarop directie en pedagogisch medewerkers aangesproken kunnen worden.
  • Nuna Kinderopvang zal een oudercommissie werven die als mediator kan optreden voor de ouders/verzorgers. Een oudercommissie heeft een reglement. Alle vergaderingen van de oudercommissie zijn openbaar en vinden op de door de commissieleden nader te bepalen locatie plaats.

9.2.3 Kennismaking

De eerste kennismaking met Nuna Kinderopvang zal telefonisch, per mail of persoonlijk gebeuren. Wij geven zoveel mogelijk informatie en bij een bezoek vullen we aan met een rondleiding. Zo mogelijk vertelt de pedagogisch medewerker, van de groep waar het kind eventueel geplaatst gaat worden, nog wat over de groep zelf. Dit hangt af van het ritme en dagprogramma want het welzijn van de kinderen staat bij ons voorop.

9.2.4 Pedagogisch uitgangspunten

In ons beleid zijn de pedagogische uitgangspunten en opvoedingsdoelen terug te lezen. In de benadering, ondersteuning en begeleiding van een kind overleggen we natuurlijk met de ouders/verzorgers en proberen hierbij zoveel mogelijk aan hun wensen te voldoen. Mochten bepaalde benaderingen en denkwijzen niet met elkaar overeen komen dan gaan we hierover in gesprek en zoeken naar een oplossing die het beste is voor het kind en waar beide partijen zich in kunnen vinden.

9.2.5 Vertrouwd raken met pedagogisch medewerker en de groep (1e keer)

Tijdens het kennismakingsgesprek wordt met ouders of verzorgers op allerlei mogelijkheden voor het wennen van henzelf en hun kind gesproken. De pedagogisch medewerkers kunnen daarbij advies geven. Een kind went snel als de ouders of verzorgers ontspannen zijn, ende verzorgers de kans krijgt op eigen manier eraan te wennen, krijgen zij vertrouwen in de pedagogisch medewerker en stimuleren daarmee het vertrouwen van het kind aan de nieuwe situatie.

9.2.6 Vertrouwd raken met opvang binnen Nuna

Ook de ouders/verzorgers moeten wennen aan een nieuwe situatie. De medewerkers van Nuna Kinderopvang gaan de zorg voor hun kind(eren) gedeeltelijk overnemen. De pedagogisch medewerkers kunnen daarbij advies geven. Het uitgangspunt hierbij is dat een ontspannen ouder/verzorger, die vertrouwen heeft in een goede opvang, dit zal doorgeven en uitstralen naar hun kind.

9.2.7 Verantwoordelijkheden van de pedagogisch medewerkers

De pedagogisch medewerkers die verantwoordelijk zijn voor de kinderen van een groep zijn tevens verantwoordelijk voor een goede relatie met de ouders/verzorgers. Een goede communicatie en de zorg dat de juiste informatie bij de betreffende ouders/verzorgers terecht komt is daarbij heel belangrijk. De medewerkers streven ernaar om alle (pedagogische) informatie zo volledig mogelijk over te dragen aan ouders/verzorgers.

9.2.8 Verantwoordelijkheden van de ouders/verzorgers

Voor het kind is het van belang dat het duidelijk is wie de verantwoordelijkheid. Wij maken hiervoor duidelijke afspraken zodat het kind weet naar wie het moet luisteren. Bij het brengen van het kind blijft de ouder/verzorger verantwoordelijk tot het moment van afscheid. Bij het ophalen van het kind neemt de ouder/verzorger de verantwoordelijkheid voor het kind over op het moment dat het kind hen terug ziet. Hiermee wordt voorkomen de ouder/verzorger en pedagogisch medewerkers beide afwachten tot dat de andere ingrijpt wanneer dit nodig is. De ouder/verzorger heeft dan ook de gelegenheid om ‘met het kind op de arm’ naar de ervaringen van die dag te informeren bij de pedagogisch medewerker.

9.2.9 Zieke kinderen

Bij ziekte van het kind worden de ouders of verzorgers altijd ingelicht en zo nodig gevraagd het kind op te halen. Een ziek kind heeft individuele aandacht en verzorging nodig en op het kinderopvang kan dat niet altijd gegarandeerd worden. Koorts boven de 38,5 graden en besmettelijke (kinder)ziekten (Zie richtlijn GGD), zijn een reden om een kind thuis te laten herstellen: dat is beter voor het kind zelf en voor de andere kinderen op de groep.

De normen van de GGD liggen ter inzage. Wanneer er kinderziektes heersen worden ouders of verzorgers daarvan op de hoogte gesteld door middel van een plaat die opgehangen wordt, waarop staat welke kinderziekten er heerst. De ouders of verzorgers kunnen wensen kenbaar maken betreffende de behoefte van een kind en vragen stellen rond diens ontwikkeling. Constateren de pedagogische medewerkers afwijkingen in de ontwikkeling van een kind, dan zal er altijd contact opgenomen worden met de ouders of verzorgers.

6 WERKPLAN VOOR DE DAGOPVANG (BABY-DREUMES 6 WEKEN TOT ± 2 JAAR)

6.1 De begeleiding

6.1.1 Vertrouwd maken met de pedagogisch medewerker EV

6.1.2 Vertrouwd maken met de kinderen

6.1.3 Vertrouwd maken met de omgeving

6.1.4 Snoezelen

6.2 Activiteiten SC/PC

6.3 Dagindeling PC/ONW

6.4 Dagritme

6.5 Stimuleren van de ontwikkeling

6.5.1 Stimuleren van de emotionele ontwikkeling (reageren op emoties) EV

6.5.2 Stimuleren van de sociale ontwikkeling SC

6.5.3 Stimuleren van de motorische ontwikkeling PC

6.5.4 Stimuleren van de verstandelijke/ taal ontwikkeling EV/PC

6.6 Rituelen EV/ONW

6.1 De begeleiding

Aan kinderen die nieuw geplaatst worden, wordt extra aandacht gegeven. Het is belangrijk dat kinderen zich op hun gemak en thuis zich voelen. Door nadrukkelijke aandacht te besteden aan het wennen ontstaat een sfeer van veiligheid en weten de kinderen waar ze aan toe zijn. Op deze manier wordt rustig een band opgebouwd tussen de pedagogisch medewerker en het kind.

Visie

Kinderen zijn nieuwsgierig maar kunnen alleen vanuit een vertrouwde basis op onderzoek uitgaan. Door nadrukkelijk aandacht te besteden aan het wennen krijgen de kinderen die vertrouwde basis. De kinderen worden vertrouwd gemaakt met de pedagogisch medewerker, met andere kinderen en met hun omgeving.

6.1.1 Vertrouwd maken met de pedagogisch medewerker EV

De pedagogisch medewerkers besteden extra tijd aan een nieuw kind door te praten, te knuffelen en te spelen. De vaste pedagogisch medewerkers bouwen gezamenlijk een band met het nieuwe kind. Het kind kan dus op een dag door verschillende pedagogisch medewerkers verzorgd worden. Door dit vanaf het begin te doen went het kind aan verschillende pedagogisch medewerkers zodat het niet verdrietig wordt als het door een ander wordt verzorgd.

In de praktijk:

De pedagogisch medewerker geeft Hanneke de fles, zij doet dit op een rustige manier en praat zachtjes tegen haar. Nadat de fles op is, legt zij Hanneke tegen zich aan en wrijft over de rug om haar een boertje te laten doen. Daarna blijft zij met haar nog even rustig zitten en zingt een liedje en knuffelt nog even.

6.1.2 Vertrouwd maken met de kinderen EV

Wanneer een nieuwe baby op de groep komt, wordt de baby aan de andere kinderen voorgesteld. De pedagogisch medewerker vertelt dan hoe de andere kinderen heten. De baby wordt bij de andere kinderen in de box of in een wipstoeltje op de grond gelegd. Oudere baby’s eten gezamenlijk in een kinderstoeltje aan tafel.

6.1.3 Vertrouwd maken met de omgeving EV

Jonge baby’s worden op steeds wisselende plaatsen neergezet: in een wipstoeltje, in de box , in de “Snoezelruimte” of op de grondbox. De baby’s hebben allemaal een eigen bedje. Op deze manier raken ze vertrouwd met de slaapkamer en hun eigen bedje. De pedagogisch medewerker laat oudere baby’s vertrouwd raken met de omgeving door langs te lopen, dingen aan te wijzen en te benoemen. Kinderen gaan ook zelf op onderzoek uit en dat wordt gestimuleerd. 

6.1.4 Snoezelen

Wij hebben ervoor gekozen een aparte ruimte in te richten als snoezelruimte. Snoezelen is:

  • via zintuiglijk aangename prikkels,
  • in een sfeervolle omgeving,
  • op individueel tempo,
  • contact maken met het kind.

In de groepsruimte komen kinderen met vele prikkels in aanraking, zoals het spel van andere kinderen, speelgoed, de telefoon, bezoek etc. Door met een beperkt aantal kinderen naar de snoezelruimte te gaan, kan de pedagogisch medewerker de zintuiglijke prikkels afzonderlijk en intens aanbieden op maat van de kinderen. Dit zorgt voor rust en laat jonge kinderen genieten. Onze snoezelruimte van 16,4 m² is onder andere ingericht met spiegels, lichtjes, zachte matten en kussens die geschikt voor kinderen van deze leeftijd.

Om de snoezelruimte op een goede manier aan kinderen aan te bieden, hebben verschillende pedagogisch medewerkers hier een cursus ‘snoezelen’ voor gevolgd. 

6.2 Activiteiten SC/PC

Bij mooi weer spelen de grotere kinderen op hun eigen speelplaats. Er wordt soms gewandeld met de kinderen wanneer het kindaantal het toelaat. Binnen spelen de pedagogisch medewerkers met de baby’s en maken gebruik van het aanwezige speelgoed. Baby’s van ongeveer een tot anderhalf jaar worden geleerd speelgoed te delen. Gezamenlijk worden liedjes gezongen, naar muziek geluisterd en in de handen geklapt. Er wordt een begin gemaakt met de fijne/grove motoriek: het drinken uit een tuitbeker, zelfstandig pakken van een stukje brood of zitten op een stoeltje. Andere activiteiten: knuffelen, stoeien, kiekeboe-spelletjes zingen of oefenen met rollen, kruipen en zitten. De oudere kinderen kunnen al gaan kleuren en verven.

6.3 Dagindeling PC/ONW

Omdat de ontwikkeling bij de baby’s zo verschillend kunnen zijn, past de verzorging niet goed in een strak schema. Het is belangrijk dat het ritme van de baby thuis al heeft opgebouwd, wordt voorgezet op de groep. Bij hele jonge baby’s wordt het ritme van thuis zo nauwkeurig mogelijk overgenomen; bij oudere baby’s wordt er al in groepsverband iets gedaan, bijvoorbeeld samen eten. Dit gebeurt vanaf het moment dat kinderen een middagdutje doen. Er worden zoveel mogelijk herkenningspunten van thuis gebruikt: de flesjes en eventuele groentehapjes van thuis. Luiers zoals thuis gewend (wegwerp- of katoenenluiers) en het slaapritme van thuis. Tussendoor worden er flesjes gegeven en verschoond.

6.4 Dagritme

7:30– 9.30

Kinderen brengen (vrij spelen)

9.30 – 10.00

Fruit eten, fruithapjes geven en water/ sap drinken, verschonen

10.00

1e slaaprondje

Vrij spelen, tijd voor een activiteit of buiten spelen

11.00 ±

Flessen tijd (flessen zijn op verzoek/ritme)

Kinderen verschonen evt. uitkleden als ze zo naar bed gaan

11.00 – 12.15

Brood eten en melk drinken, gezichtjes wassen

12.30

2e slaapronde

13.00 – 14.30

Verschoonronde

Koek en sap voor de kinderen die 2 keer slapen

14.30

Sap drinken en koek eten voor de kinderen die 1 keer slapen

Kinderen worden wakker verschoond en aangekleed

15.00

Flessen ronde (flessen zijn op verzoek/ritme)

3e slaapronde

16.00

Groenten eten en water/ sap drinken

16.15

Verschoonronde en evt. potje warm eten

16.30 – 18.00 – 18.30

Kinderen worden weer opgehaald

 

6.5 Stimuleren van de ontwikkeling

Bij de baby en dreumesen lopen allerlei ontwikkelingen door elkaar. Leeftijd en vaardigheden zijn ook sterk verschillend. Het is voor de rust noodzakelijk de kinderen af en toe gescheiden te laten spelen: er kunnen te veel prikkels op de kinderen afkomen. Het is leuk voor kinderen om in een groep te zijn, maar ook erg vermoeiend. Daarom wordt gelegenheid geboden om alleen in de box te spelen en op rustige momenten in je eentje alle aandacht van de pedagogisch medewerker te krijgen. Zo spelen de pedagogisch medewerkersbewust in op wat veilig is, maar ook wat emotioneel te veel is. De pedagogisch medewerker leert elk kind kennen door het kind te verzorgen, te voeden en met het kind te spelen. Verder kunnen de kinderen ook op een dekentje op de grondspelen.

6.5.1 Stimuleren van de emotionele ontwikkeling (reageren op emoties) EV

Kinderen uiten op verschillende manieren hun behoeften. Huilen kan bij baby’s o.a. een manier zijn om contact te krijgen. Het is belangrijk daar zoveel mogelijk op te reageren. Sommige kinderen huilen weinig; ook zij hebben aandacht nodig. Kinderen kunnen ook boos zijn. Ook deze ruimte wordt geboden. De pedagogisch medewerkers zullen deze boosheid verwoorden door bijvoorbeeld te zeggen “je bent echt boos hè? Ik zie het. Je moet nog even blijven zitten, totdat ik je uit je stoeltje kan halen.”

Oudere baby’s kunnen dingen doen die niet mogen. Bijvoorbeeld bovenop dingen gaan klimmen of andere kindjes pijn doen. De pedagogisch medewerkers zullen het kind vertellen dat dit niet mag en bijvoorbeeld het kind op de grond zetten of even in het stoeltje aan tafel. Het is belangrijk dat de pedagogisch medewerker vertelt waarom ze hem of haar bijvoorbeeld in het stoeltje zet.

Op een bepaalde leeftijd zijn kinderen bang om alleen gelaten te worden. Dit heet verlatingsangst. De kinderen begrijpen nog niet dat wanneer ze iets niet zien het er toch kan zijn. Met name door kiekeboe-spelletjes leren kinderen dat wat weg is ook weer terug kan komen. Deze verlatingsangst is er niet altijd (bijvoorbeeld als het kind in bed ligt kan je rustig weggaan, dat is een vertrouwde omgeving) en de mate waarin verschilt van kind tot kind. Daarom wordt ernaar gestreefd dat er altijd een vaste pedagogisch medewerker aanwezig is. Eenkennigheid komt ook voor in meer of mindere mate. Sommige kinderen vinden het moeilijk als bijvoorbeeld nieuwe mensen komen kennismaken. Zij zoeken dan altijd de eigen, vertrouwde pedagogisch medewerker op en die stellen hen weer gerust.

6.5.2 Stimuleren van de sociale ontwikkeling SC

Kinderen hebben o.a. een aangeboren neiging tot reageren op een levend wezen. De pedagogisch medewerker die de reactie beantwoordt leert het kind dat het in staat is om contact te leggen. Dat geeft het kind zelfvertrouwen en zo krijgt het een gevoel van gewaardeerd worden. Dit is de basis van een hechting – relatie tussen de pedagogisch medewerker en kind. Omdat er bij de baby’s veel verzorging nodig is, heeft de pedagogisch medewerker veel mogelijkheden voor contact. Ook kinderen onderling reageren op elkaar. Wanneer de een huilt, kan de ander gaan meehuilen. Of wanneer er twee oudere kinderen aan tafel zitten en de een laat iets vallen, kan de ander enorm lachen. Kinderen leren van elkaar. Zo klein als ze zijn, nemen ze dingen van elkaar over.

In de praktijk:

Tijdens het verschonen en flessen geven kan de pedagogisch medewerker tegen het kind praten en het bijvoorbeeld aan het lachen maken. Knuffelen is belangrijk en elk kind heeft weer andere dingen die hij/ zij plezierig vindt. Het reageren op elkaar komt duidelijk naar voren wanneer alle baby’s tegelijk eten. Als de pedagogisch medewerker een baby de fles geeft, zorgt ze dat ze in contact blijft met de rest van de groep. Door te zingen met het hele groepje bij elkaar, hoe klein ze ook zijn, genieten de kinderen van de vrolijkheid en van de aanwezigheid van de pedagogisch medewerker en andere kinderen. Hiermee ontwikkelt het kind het groepsgevoel en het is te merken dat kinderen het fijn vinden. Er zijn verscheidene/verschillende relatiepatronen aan te geven, welke kinderen zich meer of minder tot elkaar aangetrokken voelen.

6.5.3 Stimuleren van de motorische ontwikkeling PC

Baby’s doen, allemaal in hun eigen tempo, pogingen om te draaien, kruipen, zitten of te staan. De pedagogisch medewerkers stimuleren dit door enthousiast te reageren als het kind iets probeert. De omgeving is zo ingericht dat de kinderen zich kunnen optrekken aan stevige voorwerpen en langs randjes kunnen lopen. Bovendien dagen we de kinderen uit door bijvoorbeeld het speelgoed zo neer te leggen dat het kind wel moet draaien of kruipen om het te pakken. Het kind mag zoveel mogelijk vrij van de ruimte gebruik maken, niet beperkt tot stoeltje of box. Het speelgoed is afgestemd op baby’s.

6.5.4 Stimuleren van de verstandelijke/ taal ontwikkeling EV/PC

Taal is het belangrijkste middel voor communicatie. Het is niet alleen noodzakelijk een ander leren begrijpen. Het is ook belangrijk dat kinderen leren hun behoeftes aan elkaar duidelijk te maken met woorden. Taal speelt een grote rol bij de verstandelijke ontwikkeling. De pedagogisch medewerkers praten de hele dag tegen de kinderen. Ze verwoorden wat ze doen, ook al is de baby nog zo klein. Er worden ook boekjes met de oudere baby’s gekeken en dan benoemen ze de plaatjes. Hierdoor wordt de taal ook gestimuleerd. De pedagogisch medewerkers stimuleren de oudere kinderen om woordjes te zeggen door enthousiast te reageren als het kind iets probeert te zeggen.

Visie

Kinderen willen graag contact maken met andere kinderen; ze willen graag iets samen doen. Daarvoor is taal een belangrijk middel.

In de praktijk:

De pedagogisch medewerkers vertellen de baby’s wat ze doen, ook al zeggen ze niets terug. Op deze manier herkennen ze de woorden die bij een bepaalde situatie horen. Zo worden de baby’s aangemoedigd de woorden zelf te gaan gebruiken. Ook al praten baby’s niet, ze hebben wel hun eigen taal. Een baby brabbelt uit zichzelf. Als er geen reactie is, zal de baby hiermee ophouden. De pedagogisch medewerkers praten met hen, hoe klein ze ook zijn. Na een tijdje gaan de baby’s daarop reageren, ze lachen, stoten geluidjes uit en er ontstaat een wisselwerking. De pedagogisch medewerker zegt iets, blijft stil en het kind reageert. Er zijn talloze momenten waarop dit contact plaatsvindt: bij het verschonen, het voeden en het uit bed halen. De verstandelijke ontwikkeling is ook zichtbaar bij kennen en herkennen. Het kind moet eerst verstandelijk zover zijn dat het kan onderscheiden: “jou ken ik wel en jou ken ik niet”. Ook ontwikkelt het kind het vermogen ordening te scheppen in situaties, het gaat onthouden en krijgt een passieve woordenschat. De baby’s gaan oorzaak en gevolg zien.

6.6 Rituelen EV/ONW

Bij het afscheid nemen zwaait de pedagogisch medewerker met het kind op het arm naar de ouders/verzorgers. Bij het naar bed gaan zegt de pedagogisch medewerker samen met het kind: “welterusten, slaap lekker”. Bij het verlaten van het dagverblijf wordt “gedag” gezegd. De oudere baby’s eten gezamenlijk aan tafel. Bij een verjaardag zitten alle kinderen aan tafel en wordt “lang zal ze leven” gezongen. Wanneer een kindje weggaat of overgaat naar de volgende groep wordt dit ook gezamenlijk aan tafel gevierd en zingen ze een liedje dat bij de situatie past.

Subcategorieën

Aanmelden

Wilt u meer informatie over onze mogelijkheden, vul dan het aanmeldformulier in. 

Aanmeldformulier

Don't have an account yet? Register Now!

Sign in to your account